- uitrukken
- {{uitrukken}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [trekkend verwijderen uit] arracherII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [naar buiten rukken] se mettre en branle♦voorbeelden:1 de brandweer rukte uit • les pompiers se sont rendus sur les lieuxde wacht moet uitrukken • le personnel de garde doit intervenir
Deens-Russisch woordenboek. 2015.